Artikel 44 vragen over Waterdunen

Artikel 44 vragen over Waterdunen

Samen met het CDA, de SGP en de BBB zijn er vragen gesteld over de zorgen die de landbouwers rondom Waterdunen hebben geuit over verzilting.

Op 19 juni 2024 publiceerde Nieuwe oogst een artikel hierover. Aanleiding voor de fracties om vragen te stellen aan Gedeputeerde Staten:

 

1. Is het college bekend met het artikel uit de Nieuwe Oogst?

2. Is het college bekend met de onrust die heerst rondom Waterdunen en in West-Zeeuws-Vlaanderen in het algemeen        omtrent verzilting en de invloed van Waterdunen hierin?

3. Wat kan het college doen om de onrust weg te nemen bij de omwonenden en algemeen belanghebbenden in West-Zeeuws-Vlaanderen?

4. In het gebied gaat het verhaal dat de getijdenduiker niet goed zou functioneren. Is het college hiervan op de hoogte?

a. Zo ja, hoe wordt de werking van de getijdenduiker gemonitord door het Waterschap Scheldestromen?

b. Zo nee, vanaf wanneer werkt de getijdenduiker volledig naar wens?

5. Wie is verantwoordelijk voor de (toekomstige) kosten aan de getijdenduiker?

 

In het artikel wordt gesteld dat Waterschap Scheldestromen al enkele jaren de effecten op het grond- en oppervlaktewater meet in het gebied. De resultaten worden volgens de Gedeputeerde aan het einde van dit jaar openbaar gemaakt.

 

6. Op welke momenten (en op welke wijze) kunnen grondeigenaren en gebruikers deze monitoringsgegevens in zien?

7. Waarom is gekozen voor een meetperiode van slechts drie jaar voor het monitoren van verziltingseffecten rond Waterdunen?

8. Is het college bereid om de meetperiode te verlengen naar minimaal tien jaar, zoals voorgesteld door ZLTO Agrarisch West, om een beter inzicht te krijgen in de lange termijn effecten?

9. Welke concrete maatregelen worden genomen als uit de meetgegevens blijkt dat de verzilting van de omliggende landbouwgronden toeneemt?

 

De motie van Van Campen roept op om samen met provincies tot een actieplan te komen om in de behoefte van zoetwater te kunnen voorzien, verzilting tegen te gaan en maatregelen in het NPLG op te nemen.

10. Heeft het college kennisgenomen van de motie?

11. Hoe beoordeelt het college een mogelijk actieplan, in samenwerking met het Rijk en andere provincies om verzilting tegen te gaan?


In onderstaande bijlage ziet u de antwoorden op deze vragen.